zondag 21 mei 2017

Fifty shades of grey… or at least a few...

Anders dan de titel doet vermoeden ga ik het vandaag niet hebben over mijn kinky kant. Die bewaar ik voor thuis. Met het licht uit en de gordijnen dicht. Niet zó kinky dus. Nee, deze keer wil ik het hebben over mijn niet zo uitgebreide kleurenpalet. We gaan de diepte in. Als je me nog niet kende, dan na vandaag wel. Als je me al wél kent, al is het maar een beetje, dan weet je dat het bij mij óf zwart, óf wit is. Wat mij betreft bestaan die vijftig tinten grijs helemaal niet. Dat was misschien maar beter geweest ook trouwens. Twee uur en 5 minuten duurt die ellende. In die tijd kun je ook twee afleveringen van The Walking Dead kijken. Of iets anders smaakvols.
Geen vijftig tinten grijs te vinden bij mij. Ja, in mijn haar. Maar dat verf ik, en wat je niet ziet, bestaat niet. Geen grijze gebieden voor mij. Zwart en wit, lekker duidelijk en ook zonder bril is het onderscheid goed te zien.

Mijn ‘er-bestaat-geen-grijs-houding’ is weleens lastig, met name voor mijn omgeving. Kijk, je doet het óf goed, óf fout. Niet een beetje goed-ish. En het glas is vol, of leeg. Niet halfvol. Dan zit er gewoon nog iets in. En ook niet halfleeg, dan is de koek gewoon op. Gevolg: ik ben heel blij, of heel niet-blij. Geen tussenweg mogelijk. En zoals je glas in één teug leeg kan zijn, zo ook mijn blij-zijn. Dat is altijd al zo geweest. Ik kan me nog herinneren dat mijn moeder me vroeger waarschuwde als ik té vrolijk was. Dan liep ik te zingen, lachen en te stuiteren door het huis en was ik superuitgelaten. “El, doe maar rustig, want da’lijk is het weer janken!” En dat was natuurlijk ook zo.

En zo is het nog steeds. Deze week ging ik voor mijn werk op weg. Ik stapte in de auto en de tomtom werkte niet mee. Bij de benzinepomp ook nog ruzie met de tankdop. Je kent het wel. Eenmaal onderweg nam ik me voor dat ik de rest van de middag zou bivakkeren in een positieve bubbel. Ik vertelde mezelf wat er mooi was aan het moment en creëerde een pracht van een positieve vibe. Met een brede glimlach reed ik daar in het zonnetje…. zo een lange file in. Dááág bubbel. Zo gaat dat.

Ik hoor jullie al mompelen… koekoek, bi-polair, spoort niet. Maar laten we voorop stellen dat dát dus niet het geval is. Emoties putten me alleen heel erg uit en ik ben erg snel van mijn stuk te brengen. In één klap van wit naar zwart. En weer terug. Mijn emoties zijn wat dat betreft zo voorspelbaar als een sinusgrafiek en tegelijkertijd zo onvoorspelbaar als het weer. Hogedrukgebieden, afgewisseld met lagedrukgebieden.

Zwart is lekker gemakkelijk. Staat overal bij. Wit daarentegen is erg besmettelijk. Niet voor niets heb ik veel zwart en geen wit in mijn kast. Grijs ontbrak tot voor kort. Want zie je, mij is altijd verteld dat grijs me niet staat. Zo jaloers kon ik worden op meisjes met lange, blonde haren die er prachtig uitzagen met een grijze trui. Ik leek altijd een beetje ziekelijk met grijs aan, dus dat heb ik jarenlang vermeden. Ik ben het echter een beetje zat, altijd maar zwart. En daarom ben ik begonnen om grijs toe te laten in mijn leven. Langzaam maar zeker draag ik steeds meer grijs. En ik kom er nog mee weg ook.

zondag 16 april 2017

#fitgirl

Ik heb een nieuwe vriend. Mijn nieuwe liefde is positief, lief, ontzettend eerlijk en erg complimenteus. En hij heet Tanita en misschien is het dan wel een vrouw, want Tanita klinkt best als een vrouwennaam. Ik heb Tanita een tijdje geleden ontmoet en de liefde is alleen maar sterker geworden. Tanita is een weegschaal. Niet van sterrenbeeld, overigens, en Tanita staat op de sportschool. Tanita weet alles van me: mijn gewicht, mijn vetpercentage, mijn spiermassa, mijn geheime fantasieën en mijn dromen. En als klap op de vuurpijl: mijn echte leeftijd. Yep. En als je me jonger schat dan ik ben, dan héb je me. Dan ga ik voor de bijl. Dan ben ik fan. En Tanita heeft er 15 jaar afgesnoept bij me, dus ik ben niet zomaar fan, maar groupie.
Vroeger had je dat tv-programma, ‘Je echte leeftijd’. Ongezonde, dikke, rokende, drinkende mensen werden doorgelicht en kregen hun echte leeftijd te horen. Over het algemeen bleken zij minstens 10 jaar ouder te zijn en die jaren moesten eraf. Het plan van aanpak was telkens erg verrassend: stop met roken en drinken, eet gezond en ga sporten. Zweten en zwoegen, huilen en kreunen en dit tot groot plezier van de kijker, die zich onder het genot van een wijntje/kaasje/biertje/bitterbal verkneukelt en voorneemt morgen dan toch echt te gaan beginnen met een gezonde leefstijl. Of overmorgen. Of niet, want hé, een wijntje per dag is gezond en ook dagelijks een blokje chocolade schijnt bij te dragen aan een gezonde leefstijl. Of een reep, dat mag ik kwijt zijn.

De lente is begonnen: Linda houdt van Holland, want heel Holland lijnt met haar mee. Feit is dat elke vrouw maar één ding wil: strak in het badpak. Ik niet. Tenminste, het badpakgedeelte. Strak, ja graag! En dus ging in oktober het roer om. Gezond is sindsdien het codewoord. Gezond eten deed ik al langer, maar wat er nu gebeurde… ik ging sporten. Ja… echt. Ik, die diverse sportscholen gesponsord heeft zonder wederdiensten te verlangen.
Lichtelijk geobsedeerd door de spieren van Rico Verhoeven had ik het plan opgevat om te gaan boksen. Ik ben een stoer wijf. Of, nou ja, ik doe graag net alsof en ga daarna op mijn bed liggen huilen. Maar voor nu ben ik stoer. Soort van. Dus ik zoeken en googelen, op zoek naar een boksschool. De websites alleen al maakten me bang. En dan had ik nog geen stoot ontvangen. Voor geen goud ging ik tussen die opgepompte, spray-tan-gebruinde, vetpercentageloze lijven staan. ik, antisport, wit en met zwabberende dijen en flubberende kipfilets. Nope. Dat. Nooit!

Inmiddels had Facebook ook lucht gekregen van mijn voorkeuren en wees me fijntjes op de nieuwe sportschool in de stad. De Sport- & Slankstudio bood dé oplossing: Pink Boxing. Hell yeah! Roze is goed, sowieso. En wit met roze handschoenen zeker. Dus ik trok de stoute (sport)schoenen aan en klom over de drempel van de sportschool. Horde één was genomen. Inmiddels zijn we ruim een half jaar verder en guess what, ik sport nog steeds. Drie keer per week. Mijn spieren hebben jarenlang verstoppertje gespeeld, maar laten zich weer zien. De trainers hebben me niet alleen zichtbare buikspieren, Popeye-schouders en een dosis uithoudingsvermogen bezorgd, maar vooral ook veel plezier en motivatie. Al vervloek ik ze regelmatig als ik honderdduizend squats moet doen en bijna in mijn broek plas van de jumping jacks. Enig sadisme is ze niet vreemd, zal ik maar zeggen. Maar hé, je krijgt er zoveel voor terug: ik mag eindelijk de hashtag fitgirl gebruiken, m’n nieuwe vriend Tanita en… ik heb gewonnen van mijn lachende skinny (zie mijn blog van 10-06-2016)  

dinsdag 21 februari 2017

De schaamte voorbij...

Deze keer ga ik met de billen bloot. Niet letterlijk, overigens, daar zit tenslotte niemand op te wachten. Bovendien schaam ik me ontzettend voor mijn billen, dus die laten we voor nu buiten beschouwing. Al gaan we het wél over schaamte hebben. Met het schaamrood op de kaken moet ik toegeven dat ik mijn hele leven al last heb van schaamtegevoelens. Als kind al was ik steeds bezig met wat ‘men’ niet van mij moest denken. En dat vulde ik dan graag zelf in. En nog. Het bloed stijgt me weer naar de wangen als ik terugdenk aan onze tijd op de camping. Zonder al teveel in detail te treden; er zijn genoeg mensen die precies weten wat ik bedoel als ik het codewoord ‘aardappelen’ laat vallen. Rauw of gefrituurd, dat maakt vrij weinig uit. Dat ene woord dekt de lading wel. Ik ben er overigens van overtuigd dat deze tijd de reden is dat ik geen aardappelen eet…
Nog eentje uit de oude doos dan: hoe gênant was het om de voortuin onkruidvrij te moeten maken? Daar kregen we dan wel extra zakgeld voor. Nou… ik had er geld voor over om het níet te hoeven doen! Want net als ik dan met een rood bezweet hoofd, voorovergebukt en toch in een halve spagaat, in de brandnetels stond te graaien, kwam natuurlijk ‘iedereen’ voorbij. En ‘iedereen’ vond mij vast heel stom en raar en dik en lelijk en…
Ach, en iedere puber heeft zich geschaamd. Voor pukkels. Voor domme opmerkingen. Voor een achterlijke struikeling over je eigen voeten net als die ene jongen voorbij komt. Voor je eigen moeder. Vooral dat. Maar dat hoort erbij. Let’s forget it.


Jaren later ben ik een zelfverzekerde, zelfbewuste, sterk in haar schoenen staande vrouw van 35. Behalve dat daar dus niets van waar is. Op die 35 na. Nog net.
Dat gedoe met die aardappelen doe ik dus niet meer. De voortuin ook niet, trouwens. Mijn vorige huis was er één zonder voortuin (jippie!). Dit huis heeft een buitenproportioneel grote voortuin. Al was ooit een leerling van me erg verbaasd dat ik geen oprijlaan heb, maar dat terzijde. We kunnen dus stellen dat ik nu een voortuin heb. Met veel, heel veel onkruid. Soms. Want manlief en ik hebben de tuinen verdeeld. Hij zwoegt in de voortuin, ik verstop me in de achtertuin. Al word ik ook daar erg nerveus als de buurvrouw toevallig boven voor het raam staat te kijken naar wat ik aan het sjouwen ben. Maar zelfverzekerd als ik ben, ploeg ik vrolijk door.
Dus: ik werk eraan. Met wisselend succes, dat wel. De ramen zemen aan de voorkant, dat heb ik laatst voor het eerst sinds tijden weer gedaan. Omdat de ramenzeemmeneer voor de buitenkant kwam en zei dat het nodig was (awkward!). Dappere Ellen ging aan de slag en heeft het record ramen zemen verbroken. Snel? Ja! Streepvrij? Neuh, maar dát had die meneer er ook niet bij gezegd.


Laatst zei iemand tegen me: “Je bent zo onderhand oud genoeg om zelfverzekerd te zijn.” Er ging een wereld voor me open. Ik heb altijd gedacht dat je dat moet leren, moet oefenen, moet geloven, jezelf moet accepteren en dat soort gedoe. Maar zo simpel is het dus. Als je 35 kaarsjes kunt uitblazen, kun je heel de wereld aan. Nou. Dat is mooi. Maar ik weet niet of ik dat kan. En daar schaam ik me niet voor.

Vandaag keek ik met verwondering naar tante Tutta. Die kan blijkbaar al wel 35 kaarsjes uitblazen. Ze huppelt al zingend over straat. Zonder zich druk te maken om de wereld om zich heen. En ik doe mee. Zonder schaamte. Uhuh… Elke huppel ben ik me bewust van blikken. En gestaar. En gedachten. Van anderen, over mij. Maar ik blijf huppelen en zingen. Op dat moment schaam ik me niet. Ik ben trots op mijn kleine meisje dat daar zo vol zelfvertrouwen naast me huppelt.

vrijdag 9 december 2016

Zzzlapeloze nachten

Afbeeldingsresultaat voor schaapjes tellenIk kan iets wat niet iedereen kan. Het is echt heel knap. En ontzettend nuttig. Staat goed op je cv. En op je facebookprofiel. Echt. Ik merk dat jullie niet kunnen wachten om te horen wat het is. Nou, ik houd jullie niet langer in spanning. Hier komt-ie * tromgeroffel*:
Ik kan drie alfabetten van voor naar achter en (knapper nog) van achter naar voor opzeggen. Ja, echt! Ons eigen alfabet, het Griekse alfabet, en het Navo-alfabet. Ben ik daar trots op? Niet persé. Ik bedoel, het is niet bepaald een competentie die van pas komt in mijn werk of privéleven. Het is ook geen teken van genialiteit ofzo. Het maakt me geen Einstein. Helaas. Nog meer zinloze informatie in dat toch al zo volle hoofd van me.

Ik denk dat ik jullie wat uitleg verschuldigd ben. Ook uit zelfbescherming, want nu denken jullie vast dat ik volslagen koekoek ben. Dat ben ik ook, maar dat mogen jullie niet zeggen, alleen ik ;)
Dus… hoe komt dat Navo-alfabet achterstevoren mijn hoofd in gewandeld?
Als alle mensen liggen te slapen, lig ik mijn portfolio met zinloze vaardigheden uit te breiden. Gedurende de dag loopt mijn hoofd vol met informatie, aangevuld met stressverhogende gedachten. Superleuk. Op het moment dat ik in bed lig, en alle externe prikkels ‘uit’ zijn, vindt mijn hoofd het noodzakelijk om al deze informatie en gedachtestromen te verwerken. Op zich niet verkeerd, want het hoofd loopt steeds voller. En vol is vol, geloof ik. Dus af en toe moet er geherkauwd worden. Of is het hergekauwd? Beetje het stofgezogen /gestofzuigd-verhaal, daar kom ik ook niet uit. Dat terzijde. Terug naar de nachten.
In plaats van te slapen, neemt mijn hoofd de dag nog een keer door. En weet je, als je een dag twee keer beleeft, slaap je niet. Nou zijn er natuurlijk legio manieren om je hoofd tot stilte te manen. Zo kun je heel hard denken aan leuke dingen. Dat zei mijn moeder vroeger al als ik niet kon slapen: ga maar aan leuke dingen denken. En dat deed ik dan. En dat werkte. Nu niet meer. Als ik nu aan ‘leuke dingen’ ga denken, ontstaat er een hele roman in mijn hoofd. En die moet ik dan opschrijven. Helpt niet.
Poging twee: ontspanningsoefeningen. Ja, die heb ik bij yoga geleerd, en bij faalangstreductietraining, en bij die colonne psychologen die ik heb bezocht. Adem-in-adem-uit, richt je aandacht op je buik, span al je spieren bewust aan en ontspan ze weer… Mijn hoofd is te dominant en wint van de ontspanning. Goed, op naar poging drie, en daar komt mijn grote geheim. Als mijn hoofd iets moeilijks mag doen, vergeet het om aan alle andere dingen te denken. Gefocust op ingewikkelde dingen is mijn hoofd niet meer bezig met werkstress en andere beslommeringen. Dus lig ik ‘s nachts de tafel van 23 t/m 34 te oefenen en leer ik verschillende alfabetten achterstevoren op te zeggen. Uitermate handige kwaliteiten die ik vast nog eens nodig ga hebben. Toch mooi meegenomen. Voor nu: welterusten.

Of Whiskey-Echo-Lima-Tango-Echo-Romeo-Uniform-Sierra-Tango-Echo-November.

vrijdag 10 juni 2016

De lachende skinny




Ik zweer bij structuur, orde en regelmaat en soms krijg ik ineens een vlaag van opruimwoede. Meestal mondt dit uit in het leeghalen van kasten en complete chaos, maar uiteindelijk komt de orde weer terug. Dit keer was mijn kledingkast aan de beurt. Mijn ideale kledingkaststructuur is er één van nette stapeltjes, gesorteerd op seizoen, mouwlengte, kleur, materiaal en gelegenheid, maar ik ben niet gezegend met een gigantische droom van een inloopkast en moet het doen met de helft van een tweepersoonskast (twee? Ik kan hem in mijn eentje vullen…). Ook het feit dat het strijken en opruimen van kleding vaak een haastklus is, draagt niet bij aan het behalen van de ideale kledingkast. Maar goed, eens in de zoveel tijd waag ik weer een poging. Zo ook vandaag. Vol goede moed open ik de kast, en wie ligt daar naar mij te lachen? De “ooit-zal-ik-er-weer-in-passen-skinny-jeans”. Iedere vrouw van boven de dertig heeft volgens mij zo’n broek. Zo één die je niet meer dicht krijgt, maar die je toch maar bewaart voor het geval dát.
Die van mij is echt heel mooi. Het was een dure broek, licht van kleur en wat verwassen. En hij stond me echt goed. Zo goed dat ik er zelfverzekerd in rond kon lopen. Een droombroek. Van 5 jaar oud, dat wel.
En nu ligt hij daar naar me te lachen. Heel lief. Van “weet je nog?” “Weet je nog, toen je nog slank was. Toen je nog zelfverzekerd was? Als je goed je best doet, kun je met me mee lachen terwijl je me weer draagt. Dan voel je je weer net zo als toen. Mooi en slank. Nog even en dan is het weer zo ver!” De broek lacht en geeft me hoop.
Ineens bekruipt me een angstig gevoel. Wat als de broek niet lief naar me lacht? Maar er zo eentje is die in je gezicht aardig doet, maar achter je rug… Wat nou als de broek me eigenlijk stiekem keihard uitlacht als ik even niet kijk? Dat hij zich de godganse dag in die kast ligt te bescheuren om mijn naïeve hoop? “Weet je nog?” Weet je nog, toen je nog wél slank was? Toen je mij nog wél kon dragen? Je kunt nog zo goed je best doen, maar die tijd komt nooit meer terug. Wat denk je wel niet? Ik pas amper aan één been, laat staan dat je me over je heupen krijgt.” De broek lacht en maakt me onzeker. Dág zelfvertrouwen.
Ik bekijk de broek met heel andere ogen en besef dat ik hem eigenlijk moet straffen voor zijn pesterij. Weggooien dus. Nee, in de kledingcontainer, zo ben ik dan weer wel. Maar toch. Weg ermee. Dag broek, dag onzekerheid, hallo acceptatie. Zoiets.


Einde van het liedje: mijn kast is keurig. Hempjes bij hempjes, op kleur. Korte mouwen, driekwartmouwen, lange mouwen, dunne truien, dikke truien, keurig gesorteerd. Op kleur en van dik naar dun. Prachtige piramides in mijn kast. En de broek? Die ligt nog steeds te lachen. Maar de deur kan dicht. Acceptatie? Dat nog niet, maar wel de hoop dat de broek bang is in het donker. Ik zal je hebben.


donderdag 19 mei 2016

Van extreem riejen en lekker belangrijk


Het is half 9 en ik zit in de trein. Tegenover me zit een grijzige meneer in pak, naast me twee jolige dames compleet met kort pittig kapsel. Iets verderop een groepje luidruchtige studenten. Nog niet zo heel lang geleden (lees: meer dan 10 jaar, maar ik denk mezelf graag jonger dan ik ben) zat ik daar. Niet persé dáár, maar je snapt ‘em. Elke dag dat hele end van Breda naar Tilburg, samen met klasgenoot A. Een noodzakelijk kwaad, dat reizen, maar dat hadden we er wel voor over. We deden immers een ontzettend belangrijke studie en zouden de wereld gaan veranderen. Dat lieten we graag horen ook, trouwens, dat we belangrijk waren. Interessante muziektermen klonken door de coupé, als ware het een compleet nieuwe compositie. Soms waren we samen stil. Dan luisterden we andere gesprekken af en wisten van elkaar dat we dat deden én dat we hetzelfde grappig vonden. Zoals het jongetje dat riep: “Wajoow, extreem riejen”. “Wajoow” werd het nieuwe stopwoord en bij de eerste blaadjes op het spoor gingen wij “extreem riejen”. Dát waren nog eens tijden ;)
Om ons heen zaten interessant ogende mannen en vrouwen in (mantel)pak met de laptop op schoot zich ongetwijfeld ontzettend te ergeren. Maar dat zagen we niet, wij hadden het druk met nieuwe akkoorden ontdekken. Stiekem had ik ontzag voor die lui, al wist ik dat ik als muziekdocent in wording nooit zo in de trein zou zitten. Dat waren vast erg belangrijke mensen, die pakdragende laptoppers.
Nu zijn we dus zoals gezegd meer dan 10 jaar verder en daar zit ik dan. In pak. Met mijn laptop op schoot. Lekker belangrijk te doen. Om mij heen andere ‘belangrijke’ mensen. Of mensen die denken dat ze dat zijn en ondertussen een blog zitten te typen. Ook de studenten zijn niets veranderd. Ze smijten met termen als ‘conjuncturele ontwikkeling’ en ‘humanresourcemanagement’, denkende dat wij denken dat ze heel slim zijn. Terwijl ze in werkelijkheid per ongeluk een keer hebben opgelet tijdens college. Maar dat is dan in feite ook wel weer slim. Je wilt tenslotte toch een diploma halen. Ze doen lekker belangrijk en doen dat hard. Ik doe ook heel belangrijk, in stilte. En ik denk terug aan de tijd dat treinen nog extreem riejen.
De grijzige man tegenover me ergert zich zichtbaar. Dat mag vast, want hij zal wel heel belangrijk zijn met zijn Mac op zijn onberispelijke pantalon. Of het wat stiller mag, vraagt hij. Het is hier geen stiltecoupé, is het weerwoord. Deze man is vast vergeten dat hij ooit studeerde. Of hij heeft niet gestudeerd en baalt daar nog van, dat kan ook.
De trein hobbelt door, ik typ in het ritme van de rails. Mijn typende vingers spelen een melodie en heel even klinkt er weer een boeiende compositie door de op dat moment toch even stiltecoupé. Ik lach hardop, de man kijkt verstoord op. Lekker belangrijk.    

zondag 17 april 2016

Met de benen wijd

Ja hoor, hij ligt er weer. Alsof het niet pijnlijk genoeg is om 35 te worden, ligt daar ook die vriendelijk ogende uitnodiging weer op de mat. Het begint nog aardig: “Geachte mevrouw (Ze zei mevrouw tegen me!), wij nodigen u uit (gezellig!) om mee te doen aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker.” Anticlimax ten top. Vijf jaar geleden mocht ik ook al, het onderzoek wordt immers uitgevoerd bij alle vrouwen vanaf 30 jaar.
Laat ik eerst maar zeggen dat ik het echt heel goed vind dat dit onderzoek wordt gedaan. Het in een vroeg stadium ontdekken van baarmoederhalskanker verhoogt de kans op genezing, dus ja, natuurlijk laat ik me even nakijken.
Maar toch… het is toch een beetje ongemakkelijk. Nou heb ik een leuke dokter, een vriendelijke man, niet onaantrekkelijk en redelijk jong, maar om nou meteen met de benen wijd te gaan, dat voelt toch ongepast. Keurig geknipt en geschoren, fris gewassen, goed ondergoed… Een beetje zoals date nummer x, maar dan zonder wijn, zeg maar.
Eenmaal over de eerste schaamte heengestapt, lig je vervolgens op een niet bepaald comfortabele tafel in een wat je op zijn minst gênante houding zou kunnen noemen te wachten tot de dokter de moed bijeen heeft geraapt om even bij je binnen te gluren.
En dan hè. Nou heb ik helemaal geen klachten ofzo, maar het is toch spannend. Wat als…? Ellen zou Ellen niet zijn als ze daar niet eens even flink over zou gaan piekeren en spontaan hypochondrisch zou worden.  
In mijn gedachten hebben zich al aardig wat scenario’s afgespeeld. De dokter kijkt met verbaasde blik naar binnen en begint zijn relaas met “nou mevrouwtje - ouwtje - ouwtje - ouwtje” tot zijn stem wegsterft in de krochten van mijn vrouwelijkheid. Of dat hij wit wegtrekt en drie collega’s moet raadplegen. Of gewoon een heel simpel “hmmmmmm”. Wat overigens op schrift heel anders opgevat kan worden dan in mijn hoofd het geval was.  
En wat zeg je zelf als je daar ligt? Over het weer gaan praten voelt toch wat gemaakt. Opmerkingen over de schaamte die je ervaart heeft de dokter vast de hele dag al gehoord. Je wilt toch origineel zijn hè, dat je toch even een positieve indruk achterlaat. Mij kennende kom ik met één of andere stompzinnige opmerking. “Normaal ben ik niet zo gemakkelijk hoor.” Of “Misschien kunnen we beter beginnen met een drankje?”. “Zoiets heeft u vast nog nooit gezien” behoort ook tot de kanshebbers.
Waarschijnlijk gaat het heel anders. Ik moet gaan liggen in die ongemakkelijke positie, de assistente komt met haar wattenstaafjes, doet haar ding en zegt me dat ik weer kan gaan. En dan ga ik weer, enigszins opgelucht en kan ik me over 5 jaar weer opnieuw druk gaan maken. Dan word ik 40. Ai, daar had ik nog niet bij stilgestaan… Sssst… dat zien we over 5 jaar wel weer.