vrijdag 9 december 2016

Zzzlapeloze nachten

Afbeeldingsresultaat voor schaapjes tellenIk kan iets wat niet iedereen kan. Het is echt heel knap. En ontzettend nuttig. Staat goed op je cv. En op je facebookprofiel. Echt. Ik merk dat jullie niet kunnen wachten om te horen wat het is. Nou, ik houd jullie niet langer in spanning. Hier komt-ie * tromgeroffel*:
Ik kan drie alfabetten van voor naar achter en (knapper nog) van achter naar voor opzeggen. Ja, echt! Ons eigen alfabet, het Griekse alfabet, en het Navo-alfabet. Ben ik daar trots op? Niet persé. Ik bedoel, het is niet bepaald een competentie die van pas komt in mijn werk of privéleven. Het is ook geen teken van genialiteit ofzo. Het maakt me geen Einstein. Helaas. Nog meer zinloze informatie in dat toch al zo volle hoofd van me.

Ik denk dat ik jullie wat uitleg verschuldigd ben. Ook uit zelfbescherming, want nu denken jullie vast dat ik volslagen koekoek ben. Dat ben ik ook, maar dat mogen jullie niet zeggen, alleen ik ;)
Dus… hoe komt dat Navo-alfabet achterstevoren mijn hoofd in gewandeld?
Als alle mensen liggen te slapen, lig ik mijn portfolio met zinloze vaardigheden uit te breiden. Gedurende de dag loopt mijn hoofd vol met informatie, aangevuld met stressverhogende gedachten. Superleuk. Op het moment dat ik in bed lig, en alle externe prikkels ‘uit’ zijn, vindt mijn hoofd het noodzakelijk om al deze informatie en gedachtestromen te verwerken. Op zich niet verkeerd, want het hoofd loopt steeds voller. En vol is vol, geloof ik. Dus af en toe moet er geherkauwd worden. Of is het hergekauwd? Beetje het stofgezogen /gestofzuigd-verhaal, daar kom ik ook niet uit. Dat terzijde. Terug naar de nachten.
In plaats van te slapen, neemt mijn hoofd de dag nog een keer door. En weet je, als je een dag twee keer beleeft, slaap je niet. Nou zijn er natuurlijk legio manieren om je hoofd tot stilte te manen. Zo kun je heel hard denken aan leuke dingen. Dat zei mijn moeder vroeger al als ik niet kon slapen: ga maar aan leuke dingen denken. En dat deed ik dan. En dat werkte. Nu niet meer. Als ik nu aan ‘leuke dingen’ ga denken, ontstaat er een hele roman in mijn hoofd. En die moet ik dan opschrijven. Helpt niet.
Poging twee: ontspanningsoefeningen. Ja, die heb ik bij yoga geleerd, en bij faalangstreductietraining, en bij die colonne psychologen die ik heb bezocht. Adem-in-adem-uit, richt je aandacht op je buik, span al je spieren bewust aan en ontspan ze weer… Mijn hoofd is te dominant en wint van de ontspanning. Goed, op naar poging drie, en daar komt mijn grote geheim. Als mijn hoofd iets moeilijks mag doen, vergeet het om aan alle andere dingen te denken. Gefocust op ingewikkelde dingen is mijn hoofd niet meer bezig met werkstress en andere beslommeringen. Dus lig ik ‘s nachts de tafel van 23 t/m 34 te oefenen en leer ik verschillende alfabetten achterstevoren op te zeggen. Uitermate handige kwaliteiten die ik vast nog eens nodig ga hebben. Toch mooi meegenomen. Voor nu: welterusten.

Of Whiskey-Echo-Lima-Tango-Echo-Romeo-Uniform-Sierra-Tango-Echo-November.

vrijdag 10 juni 2016

De lachende skinny




Ik zweer bij structuur, orde en regelmaat en soms krijg ik ineens een vlaag van opruimwoede. Meestal mondt dit uit in het leeghalen van kasten en complete chaos, maar uiteindelijk komt de orde weer terug. Dit keer was mijn kledingkast aan de beurt. Mijn ideale kledingkaststructuur is er één van nette stapeltjes, gesorteerd op seizoen, mouwlengte, kleur, materiaal en gelegenheid, maar ik ben niet gezegend met een gigantische droom van een inloopkast en moet het doen met de helft van een tweepersoonskast (twee? Ik kan hem in mijn eentje vullen…). Ook het feit dat het strijken en opruimen van kleding vaak een haastklus is, draagt niet bij aan het behalen van de ideale kledingkast. Maar goed, eens in de zoveel tijd waag ik weer een poging. Zo ook vandaag. Vol goede moed open ik de kast, en wie ligt daar naar mij te lachen? De “ooit-zal-ik-er-weer-in-passen-skinny-jeans”. Iedere vrouw van boven de dertig heeft volgens mij zo’n broek. Zo één die je niet meer dicht krijgt, maar die je toch maar bewaart voor het geval dát.
Die van mij is echt heel mooi. Het was een dure broek, licht van kleur en wat verwassen. En hij stond me echt goed. Zo goed dat ik er zelfverzekerd in rond kon lopen. Een droombroek. Van 5 jaar oud, dat wel.
En nu ligt hij daar naar me te lachen. Heel lief. Van “weet je nog?” “Weet je nog, toen je nog slank was. Toen je nog zelfverzekerd was? Als je goed je best doet, kun je met me mee lachen terwijl je me weer draagt. Dan voel je je weer net zo als toen. Mooi en slank. Nog even en dan is het weer zo ver!” De broek lacht en geeft me hoop.
Ineens bekruipt me een angstig gevoel. Wat als de broek niet lief naar me lacht? Maar er zo eentje is die in je gezicht aardig doet, maar achter je rug… Wat nou als de broek me eigenlijk stiekem keihard uitlacht als ik even niet kijk? Dat hij zich de godganse dag in die kast ligt te bescheuren om mijn naïeve hoop? “Weet je nog?” Weet je nog, toen je nog wél slank was? Toen je mij nog wél kon dragen? Je kunt nog zo goed je best doen, maar die tijd komt nooit meer terug. Wat denk je wel niet? Ik pas amper aan één been, laat staan dat je me over je heupen krijgt.” De broek lacht en maakt me onzeker. Dág zelfvertrouwen.
Ik bekijk de broek met heel andere ogen en besef dat ik hem eigenlijk moet straffen voor zijn pesterij. Weggooien dus. Nee, in de kledingcontainer, zo ben ik dan weer wel. Maar toch. Weg ermee. Dag broek, dag onzekerheid, hallo acceptatie. Zoiets.


Einde van het liedje: mijn kast is keurig. Hempjes bij hempjes, op kleur. Korte mouwen, driekwartmouwen, lange mouwen, dunne truien, dikke truien, keurig gesorteerd. Op kleur en van dik naar dun. Prachtige piramides in mijn kast. En de broek? Die ligt nog steeds te lachen. Maar de deur kan dicht. Acceptatie? Dat nog niet, maar wel de hoop dat de broek bang is in het donker. Ik zal je hebben.


donderdag 19 mei 2016

Van extreem riejen en lekker belangrijk


Het is half 9 en ik zit in de trein. Tegenover me zit een grijzige meneer in pak, naast me twee jolige dames compleet met kort pittig kapsel. Iets verderop een groepje luidruchtige studenten. Nog niet zo heel lang geleden (lees: meer dan 10 jaar, maar ik denk mezelf graag jonger dan ik ben) zat ik daar. Niet persé dáár, maar je snapt ‘em. Elke dag dat hele end van Breda naar Tilburg, samen met klasgenoot A. Een noodzakelijk kwaad, dat reizen, maar dat hadden we er wel voor over. We deden immers een ontzettend belangrijke studie en zouden de wereld gaan veranderen. Dat lieten we graag horen ook, trouwens, dat we belangrijk waren. Interessante muziektermen klonken door de coupé, als ware het een compleet nieuwe compositie. Soms waren we samen stil. Dan luisterden we andere gesprekken af en wisten van elkaar dat we dat deden én dat we hetzelfde grappig vonden. Zoals het jongetje dat riep: “Wajoow, extreem riejen”. “Wajoow” werd het nieuwe stopwoord en bij de eerste blaadjes op het spoor gingen wij “extreem riejen”. Dát waren nog eens tijden ;)
Om ons heen zaten interessant ogende mannen en vrouwen in (mantel)pak met de laptop op schoot zich ongetwijfeld ontzettend te ergeren. Maar dat zagen we niet, wij hadden het druk met nieuwe akkoorden ontdekken. Stiekem had ik ontzag voor die lui, al wist ik dat ik als muziekdocent in wording nooit zo in de trein zou zitten. Dat waren vast erg belangrijke mensen, die pakdragende laptoppers.
Nu zijn we dus zoals gezegd meer dan 10 jaar verder en daar zit ik dan. In pak. Met mijn laptop op schoot. Lekker belangrijk te doen. Om mij heen andere ‘belangrijke’ mensen. Of mensen die denken dat ze dat zijn en ondertussen een blog zitten te typen. Ook de studenten zijn niets veranderd. Ze smijten met termen als ‘conjuncturele ontwikkeling’ en ‘humanresourcemanagement’, denkende dat wij denken dat ze heel slim zijn. Terwijl ze in werkelijkheid per ongeluk een keer hebben opgelet tijdens college. Maar dat is dan in feite ook wel weer slim. Je wilt tenslotte toch een diploma halen. Ze doen lekker belangrijk en doen dat hard. Ik doe ook heel belangrijk, in stilte. En ik denk terug aan de tijd dat treinen nog extreem riejen.
De grijzige man tegenover me ergert zich zichtbaar. Dat mag vast, want hij zal wel heel belangrijk zijn met zijn Mac op zijn onberispelijke pantalon. Of het wat stiller mag, vraagt hij. Het is hier geen stiltecoupé, is het weerwoord. Deze man is vast vergeten dat hij ooit studeerde. Of hij heeft niet gestudeerd en baalt daar nog van, dat kan ook.
De trein hobbelt door, ik typ in het ritme van de rails. Mijn typende vingers spelen een melodie en heel even klinkt er weer een boeiende compositie door de op dat moment toch even stiltecoupé. Ik lach hardop, de man kijkt verstoord op. Lekker belangrijk.    

zondag 17 april 2016

Met de benen wijd

Ja hoor, hij ligt er weer. Alsof het niet pijnlijk genoeg is om 35 te worden, ligt daar ook die vriendelijk ogende uitnodiging weer op de mat. Het begint nog aardig: “Geachte mevrouw (Ze zei mevrouw tegen me!), wij nodigen u uit (gezellig!) om mee te doen aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker.” Anticlimax ten top. Vijf jaar geleden mocht ik ook al, het onderzoek wordt immers uitgevoerd bij alle vrouwen vanaf 30 jaar.
Laat ik eerst maar zeggen dat ik het echt heel goed vind dat dit onderzoek wordt gedaan. Het in een vroeg stadium ontdekken van baarmoederhalskanker verhoogt de kans op genezing, dus ja, natuurlijk laat ik me even nakijken.
Maar toch… het is toch een beetje ongemakkelijk. Nou heb ik een leuke dokter, een vriendelijke man, niet onaantrekkelijk en redelijk jong, maar om nou meteen met de benen wijd te gaan, dat voelt toch ongepast. Keurig geknipt en geschoren, fris gewassen, goed ondergoed… Een beetje zoals date nummer x, maar dan zonder wijn, zeg maar.
Eenmaal over de eerste schaamte heengestapt, lig je vervolgens op een niet bepaald comfortabele tafel in een wat je op zijn minst gênante houding zou kunnen noemen te wachten tot de dokter de moed bijeen heeft geraapt om even bij je binnen te gluren.
En dan hè. Nou heb ik helemaal geen klachten ofzo, maar het is toch spannend. Wat als…? Ellen zou Ellen niet zijn als ze daar niet eens even flink over zou gaan piekeren en spontaan hypochondrisch zou worden.  
In mijn gedachten hebben zich al aardig wat scenario’s afgespeeld. De dokter kijkt met verbaasde blik naar binnen en begint zijn relaas met “nou mevrouwtje - ouwtje - ouwtje - ouwtje” tot zijn stem wegsterft in de krochten van mijn vrouwelijkheid. Of dat hij wit wegtrekt en drie collega’s moet raadplegen. Of gewoon een heel simpel “hmmmmmm”. Wat overigens op schrift heel anders opgevat kan worden dan in mijn hoofd het geval was.  
En wat zeg je zelf als je daar ligt? Over het weer gaan praten voelt toch wat gemaakt. Opmerkingen over de schaamte die je ervaart heeft de dokter vast de hele dag al gehoord. Je wilt toch origineel zijn hè, dat je toch even een positieve indruk achterlaat. Mij kennende kom ik met één of andere stompzinnige opmerking. “Normaal ben ik niet zo gemakkelijk hoor.” Of “Misschien kunnen we beter beginnen met een drankje?”. “Zoiets heeft u vast nog nooit gezien” behoort ook tot de kanshebbers.
Waarschijnlijk gaat het heel anders. Ik moet gaan liggen in die ongemakkelijke positie, de assistente komt met haar wattenstaafjes, doet haar ding en zegt me dat ik weer kan gaan. En dan ga ik weer, enigszins opgelucht en kan ik me over 5 jaar weer opnieuw druk gaan maken. Dan word ik 40. Ai, daar had ik nog niet bij stilgestaan… Sssst… dat zien we over 5 jaar wel weer.

zaterdag 26 maart 2016

Het leed dat ouder worden heet

Dochterlief zit op turnen. Toevallig de enige sport die moeders leuk vindt om naar te kijken. Het oog wil ook wat, tenslotte. Tante Tutta wilde op acrobatecatiek, dus acrobatecatiek it is. Elke week slingert ze touw, zwaait ze ring en rolt ze kop. Nu wordt ze klaargestoomd voor haar eerste wedstrijd en daarvoor moet ze de radslag oefenen. Daar heeft ze moeite mee, dus moeders zou het weleens voordoen. Voor mijn gevoel zwierde ik na een soepele lancering zeer bevallig als volleerd cirque-du-soleil-artiest door de kamer. Tante Tutta moest heel hard lachen, echt een opsteker. “Dat jij dat nog kan! Op jouw leeftijd!”

Au! Die deed pijn. Op mijn leeftijd? Ik ben piepjong. Nog steeds. Althans, in mijn hoofd dan. Het is gek. Vroeger wilde ik niets liever dan volwassen worden. Mogen rijden, mogen drinken, zo lang opblijven als je zelf wilt (wauw!) en zelf je kleding uitkiezen. Ik zie mezelf nog zitten, bovenaan de trap, in een stomme jurk, al zingend “ik wil die jurk niet aan, ik wil die jurk niet aan, ik wil die, ik wil die, ik wil die jurk niet aan…” Een tophit, dat zeker.
En toen was het eindelijk zover, ik werd volwassen. Borstgroei, maandelijkse bloedingen (eeeeew!), haargroei op nog niet-verkende plaatsen (nog harder eeeeew!). En natuurlijk voor het eerst van alles mogen doen… Maar ik bleef toch stiekem nog een beetje kind. Zelfs als twintiger lag ik nog graag in mijn moeders armen en belde ik haar als ik advies nodig had.    
Studeren, uitproberen en nog meer leren, en toen was ik ineens nog volwassener. Huisje, boompje, beestje en als kers op de taart een dochter. Tante Tutta zou van mij een echte serieuze volwassen vrouw maken, dat nam ik me voor. En toch… stiekem bleef ik nog steeds kind.

Inmiddels zijn we jaren verder, Tutta is 6,5. En moeders bijna 35 en blijkbaar echt oud nu. En ja, dat is te zien. ‘s Morgens word ik wakker als een jonge blom. In mijn hoofd dan, want het opstaan gaat niet zo soepel. En de spiegel in de badkamer is mijn grootste vijand. De zwaartekracht doet duidelijk zijn werk (waar de F is die voor nodig?), en de kraaien hebben hun voetsporen achtergelaten op mijn gezicht. En waar komen die grijze haren vandaan? Gelukkig bestaat er zoiets als verf. De zwarte heksenhaar die op willekeurige plaatsen in mijn gezicht verschijnt, vind ik ook niet echt tof. Ik begin steeds meer op mijn oma te lijken. Ik herken haar hamsterwangen, die ik bij haar aandoenlijk vind, maar bij mezelf verafschuw. De hangende oogleden, de groeven bij mijn mond, het haalt me niet echt op. En toch blijf ik diep van binnen dat kleine meisje. Een puber. De puber die giechelt om niets, die heel lang kan praten over flauwekul, die onzeker is over haar uiterlijk, die soms (stiekem) van blijdschap huppelt. En ook dat zie ik terug in mijn oma. Op het huppelen na dan…


Het leed dat ouder worden heet. Tante Tutta heeft me even met beide benen op de grond gezet. Maar als ik naar mijn oma kijk, ben ik blij en trots dat ik op haar lijk. Vorige week werd ze 90. Op haar verjaardag hebben we samen gegiecheld, samen gepraat over flauwekul en samen ons ongenoegen geuit over ons aftakelende uiterlijk. Niet samen gehuppeld, dat deed ik heel even alleen in de gang. Gewoon uit dankbaarheid. Dat ik met vier generaties sterke vrouwen op de foto mocht. Dat ik de oudere generaties herken als ik in de spiegel kijk. Ook al gaat die herkenning gepaard met grijze haren, hamsterwangen en heksenharen.

Even voorstellen

De eerste stap in het bloggersbestaan is gezet. Zoals elke eerste stap, is deze ook best wel spannend. Welke verhalen ga ik delen en zit de wereld daar wel op te wachten? Lief, leed en levenslessen, van een doodnormale werkende moeder… Om mee te beginnen zal ik me eerste maar eens voorstellen. Dan weten jullie ook met wie je te maken hebt.


De naam is Ellen, half dertig en zoals gezegd doodnormaal. Hoewel, normaal? Net als ieder ander heb ik ook zo mijn issues en mijn hersenspinsels zouden menig psycholoog doen fronsen. Die hersenspinsels zijn de reden dat ik aan het bloggen ben geslagen. “Denken moet je aan een paard overlaten, die heeft een veel groter hoofd”, heeft iemand ooit eens tegen me gezegd. Nou, noem mij maar een paard dan, want dat denken, dat stopt nooit bij mij. Ik ben fulltime piekeraar en de meest spannende scenario’s komen in mijn hoofd voorbij. “Schrijf het van je af”, is een andere tip die ik meerdere keren heb gehad, en dat is precies wat ik nu ga doen. Uit het hoofd, uit het hart, zoiets? In ieder geval uit het hoofd, op het scherm. 

Naast fulltime piekeraar ben ik ook nog werkende moeder, een combinatie die me de spagaat heeft leren maken. Mail beantwoorden terwijl je een boodschappenlijstje maakt met “mam, ik heb honger…” op de achtergrond? Geen probleem. U vraagt, wij draaien. Die spagaat zorgt regelmatig voor spierpijn en ander leed, maar levert ook de nodige levenslessen op. En die deel ik graag. Voor mij een uitlaatklep, voor de lezer een portie leedvermaak plus een glimlach.

Lees ze, lach ze en reageer gerust!

Groetjes,
Ellen